Opgegroeid aan de rand van een klein dorpje in Zeeland, had ik een fijne, onbezorgde jeugd. Een meisje dat zich netjes aan de regels hield, altijd netjes ‘’dankjewel’’ zei, vocht tegen haar tranen als ze zich pijn deed, lief was voor anderen, zich altijd al aan het vergelijken was met anderen. Mijn moeder zegt altijd dat je me in de boomgaard kon zetten met een pop en ik vermaakte me de hele middag. Ik had veel vriendinnetjes en een lieve familie, daar mankeerde niets aan.
Op feestjes gaf het me een kick als ik een taartje en hapjes oversloeg
Ik was een meisje dat zichzelf wilde bewijzen
Uit de cito-toets in groep 8 kwam dat ik naar het vmbo moest. Mijn zus deed tweetalig vwo en ik voelde me een mislukkeling, ik wilde dat ook! Na 1 jaar vmbo, bleek al snel dat ik naar een havo/vwo klas kon. Door nog wat extra te studeren ging ik naar vwo-3. Dat ik de lat hiermee voor mezelf veel te hoog legde, zag ik niet. Mijn leven begon zich te richten op het instampen van leerstof en ik zat zo’n 5 uur per dag aan mijn huiswerk. Daarnaast wilde ik niet onderdoen aan mijn vriendinnen. Ik wilde net zoals hen zijn en bij de populaire meiden van de klas horen. Ik deed er alles aan om leuk gevonden te worden: voor de ander klaarstaan en een lach op mijn gezicht zetten. Ik droeg een masker op mijn gezicht. Mijn eigen gevoel en wat ik leuk vond, negeerde ik volledig.
Ik had een obsessieve drang naar beweging
Ik wilde meer controle hebben over mijn leven, een goed gevoel ergens van krijgen en laten zien dat ik ook ergens goed in was. Ik begon af te vallen en daar was ik de beste in. Op feestjes gaf het me een kick als ik een taartje en hapjes oversloeg en geen alcohol dronk, wat mijn vriendinnen overigens wel deden. Zij gingen experimenteren, zoals de meeste pubers doen. Ik verzette me tegen mijn ouders door niet meer of heel weinig te eten en ging overmatig bewegen. Ik stond in de kamer te trimmen, tenniste en wandelde veel. In Zeeland is het qua openbaar vervoer ook geen vetpot. Er gaat zo’n 1 keer in de drie uur een bus. Ik woonde 20 km van de middelbare school af, dus je kunt begrijpen, beweging had ik genoeg.
Van ruzie naar bescherming
Ik was geobsedeerd door ieder product dat ook maar een beetje vet bevatte. Ik controleerde mijn moeder als zij aan het koken was: ‘mam, niet zoveel olie gebruiken’. Heel vaak at ik niet wat zij klaar had gemaakt. Als mijn moeder tijdens het koken eventjes de keuken uit was, pakte ik een velletje van de keukenrol en haalde ik de olie of boter uit de pan. Op al het eten dat mijn moeder maakte had ik commentaar. Ik loog tegen mijn ouders en bedacht allerlei smoesjes om niet te hoeven eten. In het begin had ik vaak ruzie met mijn ouders en zus over mijn eetgedrag, maar de confrontatie werd hen op een moment te veel. Als zij er nog maar iets over zeiden, gaf dit mij aandacht en bevestiging en ging ik in de verdediging. Ze waren ongerust, maar stonden machteloos. Op school at ik netjes een appeltje en af en toe een boterham. Hiermee probeerde ik te laten zien dat het goed met me ging en ik echt wel at.
De eetstoornis maakte mij kapot
Op mijn 15e had ik al behoorlijk ondergewicht. Ik had bijna geen energie meer om naar school te fietsen. Het lukte me wel met al mijn doorzettingsvermogen en kracht die ik toch nog in mijn lijfje had, te blijven studeren, presteren en bewegen. Mijn ouders waren zo bezorgd. Ik kon niet meer slapen vanwege de angst voor een proefwerk en pakte vaak halverwege de nacht mijn matras op om bij mijn ouders te gaan liggen.
Ik werd (over)beschermd
Mijn ouders beschermde me ook door tegen de omgeving te zeggen dat alles in het gezin wel goed ging. ‘Laat maar niets zien aan de buitenwereld, dan is het goed’. Ze deden letterlijk alles voor me: ‘brengen en halen naar school of sport, midden in de nacht ophalen van een feestje, zorgen dat er iemand thuis was omdat ik niet alleen wilde zijn, rondjes wandelen om ervoor te zorgen dat ik wat ontspanning had etc.’ Vooral mijn moeder en ik hielden samen dit patroon in stand. Ik trok veel naar mijn moeder toe, vertelde haar mijn problemen en vroeg hiermee onbewust op een negatieve manier aandacht. Ik kreeg het gevoel dat ik hierdoor ook geliefd en gewaardeerd werd. Door me afhankelijk op te stellen van mijn ouders, bleef ik kind en hoefde ik zelf geen verantwoordelijkheid te dragen.
De huisarts verkondigde dat ik geen eetstoornis had. Tegenover hem zat een graatmager, onzeker meisje van 15 jaar.
De huisarts nam me niet serieus
Bezorgd over wat er met me aan de hand was, zat ik samen met mijn moeder tegenover mijn huisarts. Met een brok in mijn keel deed ik mijn verhaal. Volgens de huisarts was het op je 15e jaar niet gewoon om met je moeder naar de praktijk te komen. Ik mocht wel wat zelfstandiger worden en hij vroeg me zonder mijn moeder terug te komen. Het belangrijkste wat hij tegen me zei was: “Jij hebt geen eetstoornis”. ‘Yes!, dacht ik! Zie je nou wel:er is niets met mij aan de hand.’ Ik kon verder met mijn eetgedrag en mijn eetstoornis ontwikkelde zich tot groter en groter. Dat ik hierdoor dieper in de put raakte had ik niet door. Mijn gevoelens voelde ik niet meer, koude handen en voeten en rillingen werden dagelijkse realiteit. Ongesteld werd ik al jaren niet meer. Studeren koste veel moeite, maar ik zette door, ook al ging dit op mijn tandvlees.
Meisje als jij zo doorgaat, kan je moeder je over een maand begraven
Alternatieve geneeswijze
Op den duur ging ik het alternatieve circuit in. De ene arts verkondigde dat ik de ziekte van Lyme had en volgens de ander had ik legionella bacteriën opgelopen, waardoor ik ziek was.
Uiteindelijk ging ik op 17e jarige leeftijd naar de kinderarts in het ziekenhuis. Achteraf gezien is dit mijn redding geweest. Op het moment zelf kon ik haar wel iets aandoen. Ze zei: ‘meisje als jij zo doorgaat, kan je moeder je over een maand begraven. Jij hebt een eetstoornis.’ Huilend zat ik daar samen met mijn moeder. Op de terugweg in de auto was het doodstil. Ik was boos en verdrietig, op alles en iedereen. Maar er was eindelijk duidelijkheid:ik leed aan Anorexia Nervosa. Ik had nog een lange weg te gaan.
Mijn behandeltraject
Een week later kwam ik op intakegesprek bij Emergis, afdeling eetstoornissen in Kloetinge.
’s Middags nog kregen we het bericht dat opname voor mij noodzakelijk was. Ik weigerde dit omdat ik dan uitloop zou krijgen met school. Mijn grootste angst was weg van mijn ouders. Naar mijn idee waren de andere meiden in de kliniek veel zieker dan ik. Tegen mijn moeder zei ik dat als ze me in de kliniek zouden ’stoppen’, ik helemaal niet meer zou eten. Ik heb dan ook doorgezet niet klinisch in behandeling te gaan, maar met één of twee gesprekken per week en daarnaast Psychomotorische Therapie te volgen aan mijn eetstoornis te werken. Dit was naast het volbrengen van mijn vwo een enorme opgave. Het was een strijd tegen mijn eigen gedachten, die enerzijds zeiden ’dit moet ik overwinnen’, maar aan de andere kant de angst om dik te worden. Ik ben het gevecht aangegaan. Een jarenlange strijd, waarvan ik van tevoren nooit had verwacht dat die zo heftig en moeilijk zou zijn. Na een jaar zat ik op een redelijk gezond gewicht (lees: nog wel ondergewicht), en lieten ze me gaan. Ik moest het verder op eigen kracht gaan doen.
Herstel is mogelijk
Ik had het nooit verwacht dat ik dit zou zeggen, maar ik ben ervan overtuigd dat je van een eetstoornis kunt genezen. Ik kan weer genieten van eten, zonder me daar ook maar een gram schuldig over te voelen. Ik hoef geen calorieën meer te tellen, ik hoef niet meer obsessief te bewegen en te compenseren. Ik geniet voor het eerst weer. Ik kan je zeggen dat die controle loslaten, zo’n enorme bevrijding is. Het is een hele strijd, maar het is het meer dan waard. Jij bent het meer dan waard! Laat je leven niet beheersen door gewicht en uiterlijk, je bent goed zoals je bent! It’s You Time!