Als je als kind moeilijke dingen meemaakt, is er vaak nog maar één uitweg: namelijk niet meer voelen. Eerlijk is eerlijk: bij al mijn cliënten met eetstoornissen zie ik dit terugkomen: ‘dissociatie en ontkenning’. Vooral in het begin van een herstelproces, hoor ik vaak ‘ik ben helemaal niet zo ziek’, ‘er is niets met mij aan de hand’ of ‘het valt allemaal wel mee’ of ‘zo ernstig was mijn jeugd niet’. Wat er gebeurt: iemand dissocieert van zichzelf. Het ik-gevoel is er niet meer zo. Je voelt niet meer wat er in je speelt. Eigenlijk voel je je verdoofd. Allemaal onbewust om maar niet meer te voelen wat je vroeger hebt gevoeld als kleine meid of jongen.
Uit onderzoek van Lyons-Ruth Karlen blijkt dat dissociatie vroeg wordt aangeleerd. Zij toont in haar onderzoek zelfs aan dat later misbruik of andere trauma’s geen verklaring zijn voor dissociatie symptomen bij jongvolwassenen. Het onderliggende probleem van deze cliënten, zo zegt zij ligt in het stuk ‘veiligheid van kinderen’. Dit betekent niet dat misbruik en andere trauma’s niet relevant zijn, maar wel dat de kwaliteit van de vroege zorgrelatie van met name moeder en een kind van kritiek belang is om te voorkomen dat op latere leeftijd psychische problemen bij een kind ontstaan. Hmm…interessant! Zeker in de behandeling van eetstoornissen vind ik dit belangrijk om mee te nemen. Ook hier komen we weer uit bij de hechting tussen ouders en hun kind. In het blog ‘moeder-en kindrelatie en eetstoornissen én zwangerschap en eetstoornissen schreef ik hier al over.
“Denk maar even aan iets anders”
Als kind leren we vaak al om ergens anders aan te denken op momenten dat we bang zijn, verdrietig zijn of pijn hebben. Het is een soort trucje van sommige ouders om de pijn of het verdriet minder te voelen. Liefdevol bedoelt vanuit de ouder hoor. Een ouder wil liever niet dat het kind pijn heeft of verdriet. Onbewust krijgt het kind de boodschap mee: ‘dit is te pijnlijk om te voelen, stop het maar weg’. Veel ouders zeggen dan ook tegen hun kind: ‘ah het komt wel goed’ of ‘denk maar aan iets leuks’. De eigenlijke emotie wordt dan kleiner gemaakt of weggemaakt, terwijl die eigenlijk gewoon gevoeld en gezien wil worden. Dit kan een automatisch patroon worden waarin het kind verdriet, angst of andere emoties wegduwt. Een bescherming eigenlijk. Je noemt dit ’trucje’ om niet te voelen ook wel dissociatie. De dissociatie is een functie om je te beschermen van oude pijn en trauma’s. Je scheidt je hierdoor af van wat er met jou of om je heen gebeurt.
Met je eetstoornis dissocieer je ook
Dissociëren heeft dus als functie om je te behoeden of weg te houden bij (oude) pijn of trauma’s. Je eetstoornis heeft deze functie ook. Er zit ook een hele grote kracht achter het dissociëren. Hierdoor heb je immers al jaren het hoofd boven water kunnen houden. Het heeft je soms gered uit benauwde situaties waarin je even niet wilde of durfde te voelen. Het heeft je laten doorzetten als het even niet meer ging. Maar het heeft je ook verdoofd en weggehouden van je emoties. En daardoor is het nu zo lastig voor je om echt te voelen in je lichaam. Om contact te maken met jezelf, met wie je bent en met je gevoelens. Door te dissociëren voel je de nare emoties minder, maar ook de fijne emoties als geluk, vrolijkheid en dat sprankeltje verdoof je ermee.
We dissociëren allemaal
Met dissociëren scheidt je jezelf gedeeltelijk af van wat er met jou of om je heen gebeurt. We doen dit allemaal wel eens. Bijvoorbeeld wanneer je aan het dagdromen bent en alles even langs je heengaat. Of je hebt net een stuk autogereden en herinnert je na een tijdje niet meer welke route je nou eigenlijk hebt gereden. Je bent op de automatische piloot naar huis gereden. Alsof je een stukje hebt overgeslagen. Dat is dissociatie. Wel herkenbare voorbeelden denk ik hè?
Tijdens mijn eetstoornis dissocieerde ik vaak. Bijvoorbeeld wanneer ik een gesprek had met mijn therapeut in de kliniek. Ik durfde onbewust niet te voelen en gaf sociaal gewenste antwoorden. Ook het gevoel van een zombie zijn, wat kwam door mijn ernstige ondergewicht, zorgde ervoor dat ik dissocieerde. En in mijn depressieve periodes had ik vaak last van zelfmoord gedachten. De negatieve gedachten ervoer ik niet meer bewust. Ze waren er zo vaak, dat het bijna als ‘normaal’ leek. Dit zijn allemaal voorbeelden van dissociatie. Verzinken in gedachten was voor mij de automatische manier geworden om bij mijn gevoel vandaan te blijven.
Als ik hier zo over nadenk denk ik dat het dissociëren ook wel duidelijk aan mij te zien was. Met name de doodse blik in mijn ogen die ik had, daarvan vermoed ik nu dat dit te maken had met uit mijn lichaam treden en dus te dissociëren. Ook de gaten in mijn geheugen van tijdens mijn eetstoornisperiode en mijn jeugd zijn allemaal voorbeelden van dissociatie om maar niet de echte pijn te voelen. Die gaten worden steeds meer opgevuld door herinneringen. Ze komen steeds vaker terug. Gelukkig maar.
Voor een kind is het een overlevingsmechanisme
Stel je word als kind seksueel misbruikt. In de poging om jezelf leed te besparen, zorgt je als kind (onbewust) ervoor dat je er niet helemaal bij bent als het gebeurt. Dissociëren helpt een kind in zo’n situatie overleven: je trekt je terug uit de situatie/ maakt je klein of stapt als het ware uit je eigen lichaam door er van een afstand naar te kijken. Alsof je naar een film kijkt. Zo heftig is de werkelijkheid, te heftig voor een kind. Dissociatie wordt bij een kind automatisch geactiveerd wanneer iets te heftig is om te voelen. In de volwassenheid kan je hier flink last van krijgen. Vanuit de automatische piloot blijf je immers reageren op triggers die ‘gevaar’ voor jou betekenen. Ook al is het seksueel misbruik of een ander trauma al jaren geleden, toch reageert je lichaam nog steeds alsof er gevaar dreigt.
Contact met je lichaam
Vaak leren we al op jonge leeftijd te dissociëren en automatisch doe je het in steeds meer situaties. Ook in situaties die in het hier en nu zijn, maar lijken op een gebeurtenis in je kindertijd. Belangrijk voor herstel is om het contact met je lichaam te herstellen. Wanneer je dissocieert voel je je lichaam minder. De kunst is dan ook om dat contact te herstellen. Dit kun je bijvoorbeeld doen door ademhalingsoefeningen te doen, een warm bad te nemen en te voelen hoe het water aanvoelt op je huid, een verzwaringsdeken over je heen te leggen en je daarbij op je lichaam te richten. Een goede oefening is om je aandacht te richten op het hier en nu. Bijvoorbeeld door dingen te benoemen die je om je heen ziet (bijv. een tafel, een schilderij, een stoel), dingen te benoemen die je hoort (bijv. een vogel of een klok), dingen benoemen die je voelt (bijv. een kussen in je rug, het zitvlak van de stoel), die je ruikt (parfum, kaneel) en dingen die je proeft (voeding, tandpasta etc.) Met deze oefening lukt het je makkelijker uit de dissociatie te komen en je bewust te zijn van het hier en nu.
Lief voor jezelf
Om van je dissociatie af te komen is het belangrijk erachter te komen ‘waarom’ je dissocieert. Wat is de reden van jouw dissociatie? Wat is het symbool / de trigger die ervoor zorgt dat jij dissocieert? Als je die kent, hoef je niet te verdwijnen of uit je lichaam te treden, maar kun je gaan leren op een andere manier op de situatie te reageren. Wees lief voor jezelf, want dissociatie gebeurt om jezelf tegen een angstige situatie te beschermen. Wanneer jouw lichaam met dissociatie reageert, is het slechts een teken dat deze situatie een vervelende pijnlijke oude realiteit raakt. Wat zou je doen als een kind in zo’n situatie zit? Lief zijn en geruststellen. Dan mag je dat ook nu ook voor jezelf doen:).